Doktersbriefje nodig om te mogen jagen
Wie een jachtverlof in Vlaanderen wil aanvragen, moet voortaan een doktersbriefje kunnen voorleggen. Het attest peilt naar de ‘medische en psychische geschiktheid’ van de kandidaat.
Wie wil jagen in Vlaanderen moet eerst slagen voor een theoretisch en praktisch jachtexamen, moet een jachtverzekering afsluiten, en bij de aanvraag van het wettelijk jachtverlof moet de persoon in kwestie een uittreksel uit het strafregister voorleggen.
Vanaf volgend jachtseizoen (2020–2021) komt daar nog een extra verplicht document bij: het attest ‘medische en psychische geschiktheid’, dat peilt of de aanvrager geen gevaar vormt ‘om veilig een vuurwapen te hanteren’, aldus de Vlaamse overheid.
Dat attest moet worden ingevuld door een (huis)arts, die de aanvrager van het jachtverlof vooraf heeft onderzocht en bevraagd.
De maatregel kadert in de beslissing van Europa om, na de aanslagen van 2015 in Parijs, het bezit op vuurwapens te verstrengen. De Vlaamse overheid, verantwoordelijk voor de concrete invulling ervan, koos ‘voor een pragmatische aanpak’, aldus Geert Van den Bosch, directeur Hubertus Vereniging Vlaanderen.
Daarmee refereert hij naar Nederland, waar jagers een computergestuurde psychologische vragenlijst moeten invullen (de zogenaamde e-screener), met soms heel dubieuze vraagstukken en absurde stellingen. ‘Gelukkig ging Vlaanderen die kant niet op. De overheid besliste om jagers voortaan dezelfde medische en psychologische voorwaarden op te leggen als sportschutters –een maatregel die Hubertus Vereniging Vlaanderen kan ondersteunen.’
Meer informatie op de HVV-website
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Jagen op kleinwild bij een voederplaats is en blijft geoorloofd
Op 27 oktober werd Hubertus Vereniging Vlaanderen vzw gecontacteerd door een bezorgd lid. Hij was aan het jagen op kleinwild in de nabije omgeving van voederplaatsen.
Een natuurinspecteur die op dat moment in de buurt was stelde dat de jager een illegale jachtdaad aan het stellen was door te jagen in de nabije omgeving van voederplaatsen. De natuurinspecteur liet de jacht onmiddellijk opschorten. Omdat de jager niets onwettig gedaan had trok Hubertus Vereniging Vlaanderen vzw naar het kabinet van bevoegd minister Joke Schauvliege. De minister liet ons weten dat dit een tijdelijke interpretatie / misverstand is geweest van één natuurinspecteur. Het algemeen standpunt is duidelijk: Het jagen op kleinwild nabij voederplaatsen is inderdaad niet verboden. De Natuurinspectie zal dit algemeen standpunt nogmaals onder de aandacht van alle natuurinspecteurs brengen.
Volgens de betrokken natuurinspecteur had het Agentschap voor Natuur en Bos een nieuwe handhavingsvisie ontwikkeld waarbij hij die al jagend aangetroffen wordt in de buurt van een voederplaats zou geverbaliseerd worden. Als motivatie stelde de natuurinspecteur dat men niet kan onderscheiden of een jager al dan niet op waterwild, kleinwild of overig wild aan het jagen is in die buurt.
Dit was voor Hubertus Vereniging Vlaanderen vzw onaanvaardbaar, want de jager kon niets ten laste worden gelegd. Hij was enkel op kleinwild aan het jagen en had het recht aan zijn zijde. Art. 4, §2 van het Jachtvoorwaardenbesluit stelt: “Het is verboden om te jagen op waterwild en overig wild op minder dan 150 meter van een vaste voederplaats voor waterwild en overig wild waarop minder dan een maand voordien voeders zijn aangebracht.
Daarom nam Hubertus Vereniging Vlaanderen vzw wij dezelfde dag nog contact op met onze bevoegde minister, mevr. Joke Schauvliege, en kreeg het volgende antwoord:
“Uit navraag bij het Agentschap voor Natuur en Bos blijkt dat dit het tijdelijke interpretatie / misverstand is geweest van één natuurinspecteur. Het algemeen standpunt is duidelijk: Het jagen op kleinwild nabij voederplaatsen is inderdaad niet verboden. De Natuurinspectie zal dit algemeen standpunt nogmaals onder de aandacht van alle natuurinspecteurs brengen”
De verbodsbepaling uit art. 4, §2 is dus enkel van kracht op waterwild en overig wild. U mag dus verder jagen op kleinwild in de nabije omgeving van uw voederplaatsen. Het bejagen van houtduif (overig wild) binnen de 150 meter van een voederplaats is dus wel verboden.
Belangrijk om te onthouden: Onder de term voederplaats worden niet de gewassen begrepen die worden geteeld met het oog op het voorzien van voedsel voor wilde dieren. Wanneer u dus kleine percelen met wildakker of maïs heeft voorzien in uw jachtrevier en u plaatst daarin geen voederton, mag u ook binnen 150 meter rondom die percelen op waterwild en overig wild jagen.
Met dank aan de minister!
origineel artikel op hvv.be
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bestrijding van kraaiachtigen op voederkuilen
De hernieuwde bijlage 3 van het Soortenbesluit van 15 mei 2009 staat de jager ruime bestrijdingsmogelijkheden toe. Maar mogen jagers thans ook schade aan voederkuilen aanpakken?
Op 13 oktober liet minister Schauvliege aan Hubertus Vereniging Vlaanderen weten dat dit thans mogelijk is. Het soortenbesluit laat immers toe dat bepaalde soorten kunnen worden bestreden om belangrijke schade aan professioneel geteelde gewassen te voorkomen. De nadruk ligt op de term ‘gewassen’. Het moet echter wel om gewassen gaan die afkomstig zijn van percelen die geregistreerd zijn op basis van het “decreet van 22 december 2006 houdende een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid”. Dat kan u eenvoudig navragen bij de landbouwer in kwestie.
Er mag worden van uit gegaan dat een landbouwer een aandeel van de gewassen op de bedoelde geregistreerde percelen vervolgens gaat oogsten en opslaan in kuilen, als voedergewas voor zijn vee. De gewassen verliezen daardoor niet hun statuut van professioneel geteelde gewassen, waaraan belangrijk schade aanleiding kan geven tot bestrijding. Indien voldaan aan alle voorwaarden en mits naleving van alle modaliteiten van bijlage 3 van het Soortenbesluit kan de landbouwer, als er aan die gewassen die zijn opgeslagen in kuilen belangrijke schade wordt aangericht door de betrokken soorten, dus de bestrijding laten uitvoeren.
Concreet wil dit zeggen dat u vanaf heden bijvoorbeeld kraaien kan bestrijden indien zij voederkuilen gaan aanpikken. Men mag er logischerwijs van uitgaan dat de landbouwer alle nodige preventieve maatregelen zal nemen om die schade te beperken, maar indien die ontoereikend zijn mag de jager overgaan tot bestrijding.